"Zijn scherpe jagersogen ontdekken de omtrek van een sneeuwluipaard"
Schrijfster Arita Baaijens reisde door Siberië.
Tekst | Arita Baaijens beeld | Wayne Poulsen
Arita Baaijens is ontdekkingsreizigster, schrijfster en fotograaf. Zeven jaar trok ze te paard door het Altaigebergte in het zuidwesten van Siberië. Over besneeuwde bergen en door donkere wouden, waar wolven en beren wonen, ging ze op zoek naar Shambhala, een legendarisch paradijs dat zich in deze contreien zou bevinden. Ze publiceerde begin dit jaar haar verhaal in het boek Zoektocht naar het paradijs.
Tijdens de reis raakt ze geïntrigeerd door het geloof van lokale bewoners in bezielde natuur en komt ze in conflict met de wetenschapper in zichzelf. Een onverwachte wending zet haar leven op z'n kop en tegelijkertijd weer op de rails.
> Rondreizen Rusland
Fragment uit Zoektocht naar het paradijs
DAG 68
22 augustus - middag
49°05'nb 88°13'ol - Hoogte 2445 meter
Weer: zon, warm
Omgeving: heuvels, riviertje, vallei met rotsgravures
Divers: honderden rotsgravures in Sheved Uul
Kleur: goud
‘In het hoge gras voeren twee mannen met ontblote torso een pas de deux uit met hun snoeischerpe zeis, die in sierlijke bogen het gras tot aan de wortel afsnijdt. We kwamen hier gistermiddag na een lange dag klimmen en dalen. De laatste bergpas was zo steil dat we slippend en glijdend de bodem van de kloof haalden met de paarden loslopend achter ons aan. Beneden stond eengroepje gers, waar een mevrouw thee schonk. Onder haar bed lag een dikke marmot, vers neergeknuppeld, de poten gespreid als een bontkleedje. Voorbij het kamp in het kletsnatte stroomdal lag de perfecte kampeerplaats, een droge terp met ernaast een meanderende rivier in glitterkostuum.
Dit is het begin van de Sheved Uul, een heilige vallei waar duizenden rotsgravures te vinden zijn en daarom blijven we hier een hele dag. Laat op de middag verlaat ik neuriënd het kamp en klauter over warme rotsblokken de somber ogende vallei in op zoek naar de prehistorische rotsgravures. Zonbeschenen stenen geven een weldadige warmte af en waar mijn sandaal neerkomt stijgen mediterrane geuren op van tijm en alsem. Een haas schietgeschrokken weg, zijn lange oren plat in de nek. Vlak bij zijn leger ontdek ik de eerste in rots gebeitelde tekeningen van een ruiter met lasso, een steenbok en een ruw uitgebikt edelhert met indrukwekkend gewei. Na een uurtje dwalen tref ik de cowboy bij een door gletsjers glad geslepen rotswand, waarop talloze figuurtjes en dieren over elkaar heen buitelen. Opgewonden trekt hij me mee en wijst naar het in steen gestolde universum. Ruiters richten hun pijl-en-boog op een onzichtbare prooi, paarden gaan er in galop vandoor en ook ontwaar ik berggeiten en sjamanen. ‘De hele vallei is gevuld met afbeeldingen,’ wijst Wayne naar het somber ogende en door kale heuvels gefl ankeerde rivierdal met rotsen waarop een overvloed aan fi guurtjes is afgebeeld. ‘Waarom juist hier?’ vraag ik, in de veronderstelling dat het landschap na de laatste ijstijd niet dramatisch is veranderd. Ik ervaar deze vallei als naargeestig en ken zoveel mooiere valleien om heilig te verklaren. ‘Die vraag los je niet op met logisch denken,’ zegt de cowboy, die zich niet nader wil verklaren omdat ik ziende blind zou zijn en daar kan hij weinig aan veranderen.Gewoon diep ademhalen en het moment voorbij laten gaan. De opvallendste figuur op de gladde rotswand is een immens vliegend hert, zo groot dat zijn lichaam ontsnapt aan mijn twee uitgestrekte armen. Boven hoofd en lichaam krult een enorm gewei, een symfonie van spiraalvormige lijnen. De poten zweven elegant door de lucht en met de bek is iets vreemds aan de hand, het lijkt wel een uitgerekte snavel van een vogel.
‘De bek van een vliegende gans,’ zegt Wayne, die al jaren rotsgravures in Mongolië bestudeert. Een witte gans symboliseert de ziel, begrijp ik. ‘Moet een heidens karwei zijn geweest,’ hoor ik de cowboy mompelen. In zijn vrije tijd bikt hij wel eens mantra’s in granieten rolstenen. Eén verkeerde slag en het grove gesteente splijt op de verkeerde plek. Het magistrale hert is overduidelijk het werk van een meester, een begenadigd vakman, die zijn werktuig net zo liet dansen als de grasmaaiers hun zeis. Lichtvoetig, zonder aarzelen en in een vloeiende beweging waar het verstand niet bij te pas komt.
Dalaikhan is ons gevolgd en klautert energiek omhoog. Waarderend fl uit hij tussen de tanden, deze afbeelding heeft hij niet eerder gezien. ‘Wat een hert!’ klinkt het verheugd. Op een andere rots ontdekken zijn scherpe jagersogen de verweerde omtrek van een sneeuwluipaard, wiens dikke staart als een kabel over de rots slingert en over de randen krult. ‘His home,’ zegt Dalaikhan in het Engels. Hij wijst naar het omvangrijke territorium dat door de staart wordt begrensd. Duizenden jaren geleden wist de mens ook zonder zendertjes dat de solitair levende sneeuwluipaard hoog in de bergen een machtig jachtgebied afbakent.
De opmerking van Wayne zit me niet lekker. Ziende blind is nog tot daaraan toe, maar in werkelijkheid had hij mij een blind person in a dark room genoemd toen ik vroeg waarom hij de Sheved Uul een sacraal karakter toedichtte. Geen straaltje hoop, dus. Volgens de cowboy zal ik het heilige in de Altaj nooit begrijpen als ik vragen blijf stellen waarop ik een eenduidig antwoord verwacht. Heiligheid ervaren valt in dezelfde categorie als ‘versmelten met een paard’: je groeit ermee op en dan weet je het. Of niet, en dan weet je het niet. Logica komt er niet aan te pas, maar juist dat maakt het heilige tot een vogelvrij verklaard gebied waar mensen elkaar van alles wijsmaken. Zo was een Amerikaanse kennis flauwgevallen bij de heilige berg Belucha. ‘De energie was knalheftig,’ verklaarde ze. Zelf zat ik een halve dag aan de voet van dezelfde berg en er gebeurde helemaal niets. Een valleitje verderop ontmoette ik een Russische arts die rode energiekringels zag opstijgen uit een losse zwerfkei, de sjamanenrots, terwijl ik, staande bij diezelfde steen, slechts een warm zonnetje voelde schijnen. Waarom het heilige overlaten aan gekken en dwazen? En waarom mij tot ‘blind person in a dark room’ verklaren, alleen maar omdat ik een plausibele verklaring zoek voor een verschijnsel dat ik niet begrijp? Mijn vraag is simpel genoeg: waarom zijn sommige natuurlijke plekken zo bijzonder dat ze door een grote groep mensen heilig worden verklaard? Het stikt in de Altaj van de ervaringsdeskundigen, maar in al die jaren heeft niemand mij in begrijpelijke taal kunnen uitleggen hoe dat zit. ‘Je moet je overgeven,’ is de meest gehoorde stoplap waarmee mijn vragen worden gesmoord.’
Arita Baaijens groeide op in Ede en studeerde biologie in Amsterdam. Na zeven jaar werken gaf ze haar baan als milieubioloog op om een onzeker avontuur in de Egyptische woestijn aan te gaan. Inmiddels heeft ze ruim 25 woestijnexpedities op haar naam staan. Zij publiceerde eerder onder meer: Een regen van eeuwig vuur en Woestijnnomaden.
Ze is lid van de Royal Geographical Society, de Explorers Club en de Long Riders Guild.
> Rondreizen Rusland