In Indonesie is niets wat het lijkt
Tekst | Ricci Scheldwacht |
Erik is verhuisd. Voor de vierde keer in korte tijd. De afgelopen jaren heeft hij duizenden kilometers in Indonesië afgelegd. Na een tijd in Medan, de hoofdstad van het eiland Sumatra gewoond te hebben, pakte hij de boot naar Java om in Jakarta zijn geluk te beproeven en daarna reisde hij naar Papua,helemaal aan de andere kant van de Indonesische archipel. Nu is hij weer terug in zijn geboortestadje op Sumatra. Daar heeft hij een baan gevonden bij een producent van palmolie. Hij verzorgt er de PR. Leuk werk, waarvoor hij de hele dag met mensen mag praten. Erik is een Batak. “Bataks zijn nomaden, die zijn het gewend om vaak te verhuizen.”
Na de tsunami
De eerste keer dat ik Erik ontmoette was een jaar nadat de tsunami had huisgehouden in de provincie Atjeh aan de westkust van het Indonesische eiland Sumatra. Samen met een Nederlandse hulporganisatie reisde ik als verslaggever mee naar het stadje Meulaboh om te zien hoe de wederopbouw verliep. Omdat de Nederlandse hulpverleners zich kort na de ramp hadden aangesloten bij een konvooi van het Indonesische leger waren ze als eerste buitenlandse team ter plekke. Erik was een student die in één van de legertrucks was gesprongen om mee te helpen als vrijwilliger. Al snel viel hij op door zijn vlotte babbel en zijn improvisatietalent. Daarom had de hulporganisatie hem deze keer weer meegevraagd. In Meulaboh werd snel duidelijk dat veel mensen ondanks alle internationale steun nog altijd in tenten moesten leven. Toch waren de hulpverleners onder de indruk van wat ze zagen. Een jaar geleden was het gebied totaal verwoest en veranderd in een grote modderpoel. Je moest er destijds bij zijn geweest om het verschil te kunnen zien werd mij verzekerd. Ik stoorde me als nieuwkomer vooral aan het trage tempo waarmee alles zich voltrok. Afspraken met de directeur van het ziekenhuis, de plaatselijke politie en de bupati (het districtshoofd) verliepen moeizaam, maar dankzij Erik werd er na enkele dagen toch enig resultaat geboekt. “Het is heel belangrijk dat je weet hoe de verhoudingen liggen,” legde een van de hulpverleners uit. “In Indonesië is niets wat het lijkt.” Later begreep ik dat ook de wederopbouw in Atjeh werd bemoeilijkt door corruptie. Omdat de hulporganisatie daar niet aan mee wenste doen, duurde alles langer en moest er veel worden gepraat. Gelukkig was dat aan Erik wel toevertrouwd.
‘Topbanen zijn voor de rijken’
Volgens een rapport van de ngo Transparency International (TI) uit 2011, staat Indonesië op een gedeelde 100e plaats van de 182 landen die de lijst telt. Nieuw-Zeeland en Denemarken voeren de lijst aan als de minst corrupte landen ter wereld, Noord-Korea en Somalië sluiten de rij. De index van TI laat zien dat Indonesië nog altijd tot de corrupte landen behoort, maar de tijd dat het land steevast bij de top vijf, lijkt voorbij. “Toch is corruptie hier nog altijd een levensgroot probleem,” zegt Boudewijn van Pamelen, professor aan de Universitas Trisakti in Jakarta. “Onder Suharto was het nog enigszins gecontroleerd, maar nu probeert iedereen een graantje mee te pikken.” Al meer dan tien jaar geeft Van Pamelen, een tot Amerikaan genaturaliseerde Indische-Nederlander, colleges economie en international management aan zijn studenten. De besten krijgen een beurs om hun studie voort te zetten in de VS. Veel van hen zijn zeer ambitieus, zegt Van Pamelen. “Maar voor wie niet uit een rijke familie komt, blijft het lastig, want de topbanen in Indonesië zijn nog altijd weggelegd voor de mensen met geld.”
Extra I in BRIC
De kloof tussen arm en rijk in Indonesië is immens groot. Dat is niet alleen goed te zien in het straatbeeld van de hoofdstad Jakarta, waar bedelaars voorbij schuifelen langs de zich traag voortbewegende file auto’s in het spitsuur, maar ook aan de economische toestand van het land. Mondiaal gezien geldt Indonesië als een land dat sterk in opkomst is en mag het zich inmiddels gerust voegen als een extra I tussen de zogeheten BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) en hun groeimarkten, schreef The Economist, dat een heel nummer aan Indonesië wijdde, maar daartegenover staat dat een groot deel van de bevolking nog altijd arm is. Volgens het meest recente Human Development Report van de Verenigde Naties leeft ruim 16% van de mensen in Indonesië onder de internationale armoedegrens. Dat betekent dat op een bevolking van ruim 245 miljoen inwoners, meer dan 39 miljoen mensen minder te besteden hebben dan 1,25 dollar per dag. Ook president Yudhoyono, die sinds 2004 het land regeert en voor politieke stabiliteit heeft gezorgd, heeft geen oplossing voor het armoedeprobleem in zijn land, ondanks de gestage groei van de Indonesische economie, die nauwelijks gevoelig lijkt voor de mondiale economische crisis. Het land is rijk aan grondstoffen, zoals aardolie, aardgas, bauxiet, koper, nikkel en tin. Daarnaast bestaat ongeveer 25% van de export uit agrarische producten, zoals rubber, kopra, thee, koffie, rijst, cacao, tabak en specerijen. In China en
het Midden-Oosten heeft het land belangrijke afzetgebieden gevonden. Ter illustratie: Indonesië passeerde onlangs Maleisië als grootste producent van palmolie.
Nieuwe generaties
De cijfers en statistieken laten zien dat Indonesië in de lift zit. Maar echte verandering zal er moeten komen van de nieuwe generaties. Onlangs publiceerde The Jakarta Post een opmerkelijk bericht over studenten aan een technische school die zelf een auto hadden ontworpen. Direct daarop gingen er in het Indonesische parlement stemmen op voor het vitaliseren van de nationale auto-industrie. Boudewijn van Pamelen hoopt het van harte. Maar belangrijker is het volgens hem dat de nieuwe generaties in opstand zullen komen tegen de armoede in hun land. En dat is nog niet zo eenvoudig. “Indonesiërs accepteren hun lot als de wil van god. De mensen hier zijn snel tevreden met weinig.” Maar als hij kijkt naar zijn oud-studenten die een tijdje hebben rondgekeken in het buitenland is hij hoopvol gestemd. Vooral onder de vrouwelijke studenten, die na hun verblijf in de VS terugkomen om een carrière op te bouwen in eigen land, bespeurt hij veel ambitie. Zo trad een van zijn oud-studenten aan als leidster van de hiv-beweging. “Vrouwen in Indonesië zijn bezig aan een enorme inhaalslag,” zegt Van Pamelen, die ook hoge verwachtingen heeft van de nieuwe minister van toerisme Mari Pangestu. “In navolging van Bali en Lombok wil ze dat ook andere eilanden beter toegerust worden op toeristen, te beginnen met Java. Dat moet leiden tot meer banen voor de lokale bevolking.”
Milieu is de toekomst
Ook Erik heeft plannen. Nadat hij was afgestudeerd als scheikundige, wilde hij zich inschrijven aan de universiteit van Papua om daar milieurecht te studeren, maar helaas haalde hij in de toelatingstest te weinig punten voor een beurs. Jammer, want milieu is het onderwerp voor de toekomst. Op Sumatra zorgt de houtkap voor nieuwe palmplantages voor een enorme toename van CO₂-uitstoot. Wie goed is ingevoerd in de milieuwetgeving kan veel verdienen. Nu wil hij via het bedrijf waar hij werkt de nodige kennis opdoen om zijn doel via een andere weg te bereiken. Indonesië is een land van tegenstellingen. Daardoor duren de dingen soms wat langer, weet Erik. Maar hij heeft de tijd en hij praat graag. Daaraan zal het niet liggen.
Rondreis Indonesië 40 dagen Sumatra, Java, Sulawesi, de Kleine Sunda-eilanden en Bali
40-daagse Jubileumreis door Indonesië