Het pure leven van Zuidoost-Australië
Kangoeroes, walibi’s en koalaberen. Surfers, boeren en cowboys. Miljoenensteden, maar ook prachtige natuur. Het zuidoosten van australië is een mooi gebied om in relatief korte tijd kennis te maken met de vele gezichten van dit enorme land.
Het gebeurt om een uur of zeven ’s avonds. Ik rijd met een stevig gangetje over de slingerende Cape Otway Lighthouse Road als er volkomen onverwacht een grote kangoeroe uit het donkere bos springt. Ik trap vól op de rem, het beest schampt m’n voorbumper en stuitert aan de overkant het bos in. En met één harde klap verdwijnen mijn camera’s en losliggende lenzen vanaf de bijrijdersstoel uit beeld. Het is de eerste keer dat ik hier in het donker rijd en eigenlijk wist ik natuurlijk al lang dat dit kon gebeuren. De wegen en bermen liggen hier immers bezaaid met roadkills. Nou ja, dit beest kan het nog navertellen en tot mijn verbazing werken m’n camera’s ook nog. Eind goed, al goed. Ik ben in elk geval weer terug in de natuur, dat is het goede nieuws. Want gisteren ging het nog met vier rijen dik over de drukke snelwegen rond Melbourne. Pas toen ik bij Geelong begon aan de beroemde Great Ocean Road, voelde ik weer ruimte. De slingerende kustweg tot aan Warrnambool is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een grote attractie. Kleine badplaatsjes als Torquay en Port Campbell plukken er de vruchten van – het is er een drukte van belang. Maar persoonlijk vind ik het interessanter búiten die toeristencentra, waar de weg zich slingert langs steile klif en en door dichte bossen. Hier en daar een geparkeerde auto van een eenzame surfer en steeds weer nieuwe vergezichten op de indrukwekkende branding van de Zuidelijke Oceaan.
Koalaberen
De volgende ochtend word ik wakker in mijn mooie kamer in het Cape Otway Center for Conservation Ecology. Een prachtig gelegen en kleinschalig hotel dat je letterlijk dichtbij de natuur brengt. Eigenaar Shayne Neal maakt elke avond een wandeling met de gasten, op zoek naar koalaberen, tijgerslangen, kangoeroes, papegaaien, kakatoes, wigstaartarenden en andere dieren. En tijdens het ontbijt (aan een grote tafel voor alle gasten) zit z’n vrouw Lizzie voorzichtig een piepkleine kangoeroe van een paar ons te voeden met een flesje melk. Er staat hier zelfs een couveuse voor de allerkleinsten! In de omgeving wonen veel kangoeroes en koala’s die hier als baby werden binnengebracht, nadat hun moeder werd doodgereden. Ook Tina, een brutale ekster, kwam hier ooit als wees binnen. De vogel voelt zich hier helemaal veilig. Hij speelt veel met bordercollie Jim en hij is een beetje verliefd geworden op Becky, de vrouw van de kok. Elke dag brengt hij haar een cadeautje. De ene keer een dode muis, dan weer een mooi glimmend takje of een steen. Becky krijgt de geschenken voorzichtig op haar schoen gelegd als ze zich 's ochtends buiten vertoont.
Verder naar het westen. De bosrijke omgeving verandert, het landschap wordt droger en kaler, de klif en nóg hoger. Wie Great Ocean Road zegt, zegt Twelve Apostles. Van de twaalf wereldberoemde krijtrotsen staan er intussen nog maar acht overeind, maar dat mag de pret niet drukken. Hier móet je geweest zijn, dat is de boodschap. Op de centrale uitkijkplateaus verdringen
honderden Aziaten elkaar bijna in hun enthousiasme om de hele familie te portretteren tegen de beroemde achtergrond. Dan is een helikoptervluchtje een leukere manier om deze plek te bezoeken, bedacht lokale zakenman Ian McMinn. Met zijn Twelve Apostles helikopters boorde hij een ware goudmijn aan. Maar liefst acht helikopters vliegen af en aan en een eenvoudige rekensom leert me dat hier dagelijks een modaal jaarsalaris binnenkomt. Zoals zo vaak is er ook een alternatieve manier om van deze plek te genieten. Vlakbij de beroemdste en drukke plekken zijn een paar onopvallende zijweggetjes zonder borden met 'scenic outlook' of andere lokkertjes. En juist daar beleef je deze plek zoals hij bedoeld was: je loopt via smalle slingerpaadjes (let op slangen!) tot aan de klif en en daar kun je genieten van een uitzicht zonder hekken, borden en de hele heksenketel die alles bederft. Dat betekent wel dat je hier zelf verantwoordelijk bent voor je veiligheid: de uitgesleten klif en hangen gevaarlijk over en het is echt van levensbelang om niet te dicht bij de overhangende randen te komen.
Piepende windmolens
Toch is het hele gebeuren rondom de Great Ocean Road wat mij betreft net iets te georganiseerd. Zodra ik de grens met South Australia passeer, ruikt het opeens anders. Ik zie weer verveloze schuurtje en piepende windmolens, roestige auto’s en fish and chips. Ik voel het ook in het havenplaatsje Port Macdonnel. Een golfbaan of bowlsclub hebben ze hier niet: vissen is hobby nummer een. ‘Born to fi sh, forced to work’ lees ik op een bumpersticker. Ik zie surfers van 60+ op verveloze boards. Geen opsmuk, geen make up – Port Macdonnel is gewoon zichzelf. Na twee uur in deze omgeving besef ik pas wat ik in Victoria heb gemist. Het is het echte, pure leven dat volgens mij nou juist zo bij Australië hoort. Victoria is mooi, maar ook een beetje tuttig. Als het een vrouw was, kon je er mooi mee pronken, maar ze gaat toch vervelen. South Australia is puur, een tikje rauw en ongepolijst. Om even bij die vergelijking te blijven: deze dame valt misschien niet bij iedereen in de smaak. Maar ik vind haar eerlijkheid en openheid beslist aantrekkelijk.
Ecobestemming
Kangaroo Island is mijn laatste stop onderweg naar Adelaide. Het eiland is iets kleiner dan Gelderland en de laatste jaren in opkomst als ecobestemming. Gids Lyn Boltyo van een lokaal touragentschap neemt me hier een dagje mee op stap in een mooie, dikke Landrover. Samen met haar man runt ze een schapenboerderij met 8 duizend dieren, het gidsen doet ze vooral omdat ze het leuk vindt. Lyn stuurt ons over de North Coast Road: een roodbruine gravelroad door een adembenemend mooi landschap. Glooiende heuvels met goudgeel droog gras, hier en daar wat eucalyptusbomen en grote yacca-struiken en daarachter de oceaan. Wat een mooie plek!
Maar de route voert ook langs zwarte, platgebrande bossen, want het eiland kampt al jaren met droogte en dus ook met grote bosbranden. Lyn doet er niet al te moeilijk over: "Het is de natuur, het hoort erbij. Het landschap ziet er misschien een paar jaar minder uit, maar heel veel bomen en planten overleven zo’n brand." En inderdaad, ze laat me een paar voorbeelden zien van zwart verkoolde stronken waar takjes vol frisgroene blaadjes uit steken. Op Kangaroo Island liggen trouwens nog meer dode dieren (en gebleekte skeletten) langs de weg dan elders. Kangoeroes vooral, maar ook veel walibi’s en opossums. "Ja, ook dat hoort erbij", zegt Lyn. "Maar voor elk dood dier op de weg rennen er duizend vrij rond", montert ze me op. "Het vertelt je in elk geval iets over de rijkdom van de natuur hier."
Lyn rijdt een smal zandpad door het verlaten Kelly Hill Conservation Park in. Onder een grote eucalyptusboom serveert ze de lunch. Ze tovert niet alleen een zithoekje, maar ook frisse salades, citroentaart en ’n heerlijke riesling tevoorschijn. Is dit een een Wilderness tour? Dat valt dus wel mee, maar het is wél een erg leuke manier om samen met een local iets van een plek te bekijken. Terwijl ik geniet van de rust en de ruimte, laat ik de afgelopen dagen nog ’s in gedachten passeren. Het zuidoosten van Australië is een leuke en afwisselende bestemming. Je hebt hier volop natuurschoon, een paar grote steden en een gebied dat toeristisch behoorlijk ontwikkeld is, zonder dat het verpest is. En daarnaast kun je eenvoudig een beeld krijgen van het echte boerenleven hier, simpelweg door 50 kilometer landinwaarts te rijden.
Auteur: Thijs Heslenfeld