Reisverslag: Bolivia, Chili & Paaseiland juli
Bolivia, Chili & Paaseiland 25 juli – 16 augustus
De eerste vakantiedag begint laat op de dag (25 juli). We vliegen in de avond via Parijs naar Santiago. Wat een reis…. Meerdere uren in het vliegtuig en eenmaal in Chili aangekomen 6 uur vroeger. Da’s dan weer mooi meegenomen (26 juli). De laatste momenten in het vliegtuig bieden je een schitterend uitzicht over de besneeuwde toppen van de Andes.
Met de groep de stad eerst eens wat verkennen. Maar na een behoorlijke lange reis merk je toch aan het einde van de dag, dat je een beetje inklapt ;-)
Klokje rond slapen en de volgende dag (27 juli) er opuit. Bij het ‘Monument of the Virgin’ heb je een mooi uitzicht over de stad. Je ziet goed, dat Santiago tegen de Andes aan ligt en dat er in deze tijd helaas een bruine smoglaag over de stad hangt. Wees er bijtijds, want hoe later je komt, des te langer de rij is, voor het kabelbaantje, dat je naar boven brengt. En op de Plaza de Armas is het gewoon gezellig. Pak een bankje in het zonnetje, koop een ijsje, wat geen ijsje is, maar er uit ziet als een Magnum en geniet.
’s Avonds inchecken en verder vliegen naar Santa Cruz in Bolivia. Om 3 uur ’s nachts (28 juli) komen we aan. Allemaal meteen naar bed. Niet iedereen heeft in de gaten, dat er in een kast op de kamer extra dekens liggen. Kortom, menigeen heeft het een beetje koud gehad. Het hotel is prima, helaas verblijven we daar slechts enkele uurtjes. Ontbijtje, Boliviaans geld pinnen en verder met de reis.
Voor onderweg eerst heerlijke mandarijnen gekocht. Een mooie route brengt ons naar La Higuera, het dorpje, waar Che een tijdje doorgebracht heeft. Het dorpje ligt ongeveer een uur rijden op een onverharde weg van de hoofdweg af. Toen we daar aankwamen, was het inmiddels donker en het museumpje rondom Che was helaas al gesloten.
De volgende ochtend (28 juli) rond 8 uur richting Entre Rios. De weg gaat via Villamontes. Daar hebben sommigen van de groep een bijzondere vis gegeten: elft. Helaas heeft het beestje heel veel graten, maar de smaak ervan is heerlijk. Direct om het hoekje wordt de vis gevangen, dus verser dan vers. Anderen hebben het dorpje verkend.
In Entre Rios ligt het hotel in het centrum, aan het plein.
De volgende dag (29 juli) hebben we het dorpje verder bekeken. Een “big mama” die op straat ‘empanada’ verkoopt, de schoenmaker, die graag op de foto staat.
Door naar Tarija. Een leuk klein stadje met meerdere pleintjes. Aan de Plaza Fuentes heb je een restaurantje met heerlijke koffie en niet te versmaden chocoladetaart. Aan de Plaza Sucre in ‘Taverna Gattopardo’ kun je heerlijk fonduen. (30 juli)
Uiteraard ook buiten Tarija is het de moeite waard de omgeving te verkennen (31 juli). Eerst naar het archeologisch museum, om datgene te zien, wat we ’s middags in het echt gaan zien: botten en fossielen.
Maar eerst nog naar San Lorenzo, een fotogeniek dorpje in de buurt. Lunchen. Er kan een keuze gemaakt worden. Je kan o.a. kiezen voor vis. Dat blijken gefrituurde visjes en krabjes te zijn, die je in z’n geheel naar binnen moet werken. Het is lekker, ’t smaakt een beetje naar warme chips.
En daarna op botten- fossielenjacht. Omringd door een schitterende natuur wordt het een en ander gevonden. Maar uiteraard is het de bedoeling, om het uitsluitend te zoeken en te vinden en te bewonderen. Niet om mee te nemen.
Toen we weer terug wilden, deed de chauffeur nerveus. Iets met een toevoerslang van de bus deugde niet. Na gesleutel geen resultaat. De bus deed het niet meer. Wat te doen ? Enkele zouden naar de bewoonde wereld gaan (2 ½ uur lopen) en hulp regelen. De rest heeft in de bus gewacht en gewacht. Een vreemde ervaring, om in een gebied zonder mobiel bereik totaal onwetend te zijn, van wat er elders gebeurt, of er hulp komt en zo ja, wanneer.
In het donker, zonder lichtvervuiling worden we uren later opgehaald en terug gebracht naar Tarija. Het uitstapje naar een wijnboer is er niet meer van gekomen.
Door naar Tupiza (1 aug). We gaan de hoogte in, over het Samagebergte, tussen de 1800 en 3900 meter hoog. Een route met heel veel kodakmomentjes. De wegen zijn zanderig en met hier en daar overstekende lama’s. De hoogte is merkbaar, menigeen heeft hoofdpijn en/of voelde zich een beetje zweverig tussen de oren.
Tupiza is gezellig (2 aug). Een leuk marktje en een pleintje. Ook buiten Tupiza is veel te zien. Sommigen boeken een tour voor de hele dag. Anderen willen uitslapen en ’s morgens eerst rustig het stadje bekijken en ’s middags de omringende natuur bewonderen. Boven de 3600 meter de meest geweldige rotsformaties, hoge cactussen en heel mooie panorama’s gezien.
De volgende dag (3 aug) met de bus verder naar Uyuni. Onderweg komt de bus vast te zitten in een rivierbedding. Gelukkig zijn we in de buurt van een militaire basis en voor een fooi willen enkele jonge soldaten de bus wel even aanduwen. Gered.
In de namiddag komen we in Uyuni aan. Wat een troosteloze stad. Als je vrijwillig in een dip wilt komen, moet je hier naar toe. Eerst het locomotievenkerkhof bekeken. Raar gezicht. Daarna naar het hotelletje. Zolang de zon schijnt, valt de kou wel mee. Maar zodra de zon verdwenen is: koud ! Ook in de restaurants is het niet warm. Dat was dus eten met de jas aan en de muts op.
Maar wanneer je naar de zoutvlakte gaat (4 aug) vergeet je de kou van de vorige avond en val je van de ene verbazing in de andere. Uitsluitend met een goede zonnebril is deze vlakte te zien. Zonder zonnebril wordt je gegarandeerd zoutblind. Tot de horizon is het witter dan wit, zout, zout en zout. Heel bijzonder ! Midden in deze vlakte een eiland, Isla Incahuasi, op 3660 meter. Een eiland met metershoge cactussen. Schitterend ! Op de terugweg van deze excursie nog een zoutfabriekje bezocht. Onder, voor onze begrippen slechte omstandigheden, wordt ruw zout verwerkt tot zout, zoals wij het in het keukenkastje hebben staan.
We reizen verder (5 aug). Via San Christobal, waar we een school bezoeken, en Valle de las Rocas, naar een plekje op deze wereld, dat je pas kunt bevatten, als je er bent geweest: Villamar. Met een straffe wind en de zon erbij bevriest het water nog net niet in dit schitterende maar totaal afgelegen gebied. Maar wanneer de zon verdwenen is, wordt het echt heel koud. Er zijn ‘schuren’, waarin 6 bedden staan. We slapen in groepjes van vier. Iedereen heeft één deken, maar gelukkig wordt er voor iedereen nog een deken georganiseerd. Het sanitair is … eh… tsja… Een voordeel, wanneer je ’s nachts naar de wc moest, was, dat je dan naar buiten moest en de onvoorstelbaar indrukwekkende sterrenhemel kon zien. Helaas was het gewoon te koud, om er in je pyjama lang van te kunnen genieten.
Maar een beloning voor het trotseren van een minder comfortabele nacht krijg je de volgende dag (6 aug). Een betoverend mooie route voert je eerst naar Laguna Colorado. Een schitterend gelegen roodgekleurd meer met, ja inderdaad, flamingo’s ! Een uniek gezicht. In de snijdende kou, met tintelende vingers door de kou worden zo veel mogelijk foto’s gemaakt. Na deze eerste geweldige ervaring van deze dag, door naar de volgende, Sol de Mañana, geisers op 4866 meter. Daarna een mogelijkheid om een bad te nemen in een hete bron. Slechts enkelen van ons wagen zich eraan. Het water is heerlijk warm, maar het omkleden moet in de (vries)kou gebeuren, en dat is minder prettig. Na Laguna Blanco en Laguna Verde komen we aan bij de grens met Chili. Op ruim 4000 meter. Midden in een ruige vlakte een huisje met een paal. Door naar San Pedro de Atacama. In korte tijd dalen we ongeveer 2000 meter. In San Pedro de grensformaliteiten. We moeten allemaal de koffer open maken. ’s Avonds eten in een restaurantje. Waar we ook zitten, het tocht. Hoe komt dat nou ? Het is een restaurant met open dak. En in het midden van het restaurant een open vuur. Toch is het een beetje koud en niet echt aangenaam.
De volgende ochtend eerst eens uitslapen (7 aug). Op ons gemak ontbijten en San Pedro bekijken. Een zeer op toeristen gericht plaatsje. Een tour geboekt voor de middag naar o.a. de Maanvallei. Daar op het eind van de middag de zonsondergang meegemaakt. De steeds veranderende kleurenpracht nadat de zon (bijna) achter de vulkanen verdwenen is, is de moeite waard.
Deze avond eten in een restaurant zonder open dak. Dat is vele malen aangenamer.
Niet te laat naar bed, want de volgende ochtend is het vroeg opstaan.
Om 4 uur met een busje naar de El-Tatiogeisers (8 aug). Nog een beetje slapen in de bus en tegen 7 uur zijn we er. Voor dat de zon echt straalt, zijn deze geisers actief. Een surrealistisch gezicht in een behoorlijke kou. Maar mooi !
De rest van de dag wat rustig aan gedaan en ’s middags met de cama-bus naar La Serena. Deze bus is aangenaam en lux.
De volgende ochtend (9 aug) rond half tien zijn we er. Na meerdere nachten in eenvoudige tot uiterst eenvoudige onderkomens geslapen te hebben, hebben we nu weer een hotel met een douche met warm water. Heerlijk. We zitten aan het strand, aan de Stille Oceaan.
La Serena is een tussenstop voor de reis verder naar Santiago. In een semi-cama bus door naar de hoofdstad van Chili (10 aug). ’s Avonds laat komen we aan. Inchecken en naar bed.
De wekker om 5 uur (11 aug). Ontbijtje en naar het vliegveld voor de vlucht naar Paaseiland. We landen daar rond half twee, plaatselijke tijd. Eerst Hanga Roa doorgelopen en meteen de eerste beelden gefotografeerd. Een klein beetje opgewonden ben je wel, wanneer je beseft, dat je toch echt op Paaseiland bent.
Na een goede nachtrust hebben we een dagexcursie (12 aug). We rijden over het eiland en zien meerdere beeldenrijen. Datgene, waarvoor je ook gekomen bent en hoopt te zien. Elke verwachting wordt bewaarheid. Een heel speciale ervaring: Vaihu, Akahanga, Rano Raraku, Ahu Tongariki, Ahu Te Pito Kura, Anakena, Vinapu. Voor de reis slechts namen, nu namen met prachtige herinneringen.
De volgende dag (13 aug) nog twee halve dagexcursies gedaan: NP Oronga, waar de vogelmannen een belangrijke rol spelen, en waar je heel goed petrogliefen kunt zien, Ana Kai Tangata, Ahu Akivi en meer. Word je ‘beeldenmoe’? Nou, ik niet !
Dan is het al weer de laatste dag op Paaseiland (14 aug). Jammer, ik had nog wel een of twee dagen langer willen blijven, om ietsje minder gehaast alles te bekijken, of gewoon nog een keer iets te zien. ’s Morgens naar het postkantoor, om voor een paar centen drie stempels in je pas te laten zetten, als bewijs, dat je toch echt op dit eiland bent geweest. Om kwart over elf moeten we ons verzamelen voor de terugvlucht. Een uurtje later weten we, dat we nog een paar uren extra hadden kunnen nemen, want het vliegtuig heeft vertraging. Drie uren later alsnog terug naar het vaste land. Weer terug naar ons inmiddels bekende hotel .
Dan begint de terugreis (15 aug). ’s Morgens rustig wakker worden en ’s middags naar het vliegveld. Ergens boven de Atlantische Oceaan wordt het 16 augustus en breekt de laatste vakantiedag aan.