Costa Rica: Dampend regenwoud en een vuurspuwende vulkaan

Costa Rica: Dampend regenwoud en een vuurspuwende vulkaan


Geen land ter wereld beschermt zijn natuur zo goed als Costa Rica. Maar liefst een kwart van het grondgebied is nationaal park of (natuur)reservaat. De variatie is groot. Zo combineer je in het kleine Manuel Antonio dichte jungle met maagdelijk strand. En bij de vulkaan Arenal geniet je van een grommende gigant, heilzaam water én macadamia’s.

COSTA RICA
Na een dag acclimatiseren in de hoofdstad San José maken we een rondreis door het zuiden en noordwesten van het land. De wegen zijn vrij goed. Daardoor kunnen we in vijf dagen twee zeer uiteenlopende nationale parken bezoeken en ontspannen genieten van het onderweg zijn. De eerste bestemming is Manuel Antonio aan de zuidkust. Het is het kleinste park van Costa Rica, nog geen zeven vierkante kilometer, maar herbergt een grote rijkdom aan dieren: ruim honderd soorten zoogdieren en bijna tweehonderd vogelsoorten. Je kunt er wandeltochten maken van één tot enkele uren en na afloop een duik in zee nemen en lekker ontspannen op het strand. Onderweg zijn vele dieren eenvoudig te spotten. Kapucijn- en doodshoofdaapjes, wasberen, neusberen, gordeldieren en zwarte leguanen bijvoorbeeld. Bijzondere vogels zijn de toekan, specht, gier, parkiet, havik en blauwkap motmot.

Een goede uitvalsbasis voor Manuel Antonio is het romantisch tussen twee heuvels gelegen kuststadje Quepos. Ooit een haven voor de doorvoer van bananen, nu een wat slaperige maar sfeervolle plek met een ruime keuze aan eethuisjes en winkels. Quepos is ook populair bij sportvissers. De zee is hier rijk aan grote vissen als marlijn, tonijn en barracuda en vanuit de haven kun je vistochtjes maken. ‘s Avonds rijden we voor het diner de heuvel aan de zuidkant op en strijken neer op een terras langs de weg naar het park. We kijken weids uit over zee. Het spektakel bevindt zich echter niet in de branding en de ondergaande zon, maar in de groene strook ervoor. Daar zien (en horen!) we vele brulapen, die lenig door de bomen slingeren en af en toe vanaf een tak nieuwsgierig terugkijken. Een fraaie prelude op wat ons morgen in het park te wachten staat.

WIE IS DE DIEF
Het is al warm als we tegen 8.00 uur bij de ingang van het park arriveren. En we zijn niet de eersten. Op het wandelpad dat vanaf het kaartjesloket het regenwoud invoert, staan groepjes bezoekers te luisteren naar hun gids. Terwijl mijn reisgenoot verwoede pogingen doet om de overal rondvliegende helblauwe vlinders te fotograferen, luister ik even mee naar het verhaal. De gids vertelt over brutale kapucijnapen, die vanuit de bomen aan het strand hun kans afwachten om eten te stelen van zwemmende toeristen. “Erger dan de zakkenrollers op straat”, grapt hij. “En het is slecht voor hun gezondheid. We hebben hier dieren gehad met hartproblemen omdat ze te veel menselijk voedsel binnenkregen.” De gids plaatst ook een kanttekening bij de uitdijende toeristenindustrie aan de rand van het park. Die sluit natuurlijke routes van en naar Manuel Antonio af, waardoor de populatie van enkele soorten te klein wordt. Zo dreigde het grappige doodshoofdaapje zelfs te verdwijnen. Dankzij inspanningen van een lokale natuurorganisatie is de populatie van de titi, zoals het diertje hier wordt genoemd, zich nu aan het herstellen. “Maar nu gaan we genieten van de vele dieren die hier onbedreigd leven”, besluit de gids en wijst op een kleurige toekan, die zo vriendelijk is om net op een nabije boomtak neer te strijken. De wandelroute Punta Catedral voert ons naar een op een parasol lijkende uitstulping in zee. Ooit was dit een eiland, nu is het door een smalle strook land verbonden met het vasteland. Met aan beide kanten een wit zandstrand en een uitnodigend azuurblauwe zee. Voor we gaan zwemmen, eten we een broodje. We speuren in de bomen naar gulzige kapucijnapen, maar de dreiging komt vandaag vanaf de grond. Voor we een hap hebben genomen, zijn we omringd door een familie wasbeertjes, die ook trek heeft. Ze dringen zich brutaal op en daarom eten we ook de rest van de lunch maar meteen op. Aan ons heeft het niet gelegen als de wasbeertjes hartklachten krijgen!

VERANTWOORD SNOEPEN
De volgende dag rijden we over de kustweg noordwaarts. De route naar vulkaan Arenal heeft een verrassing in petto: de krokodillenbrug. Ter hoogte van de plaats Tárcoles steken we de gelijknamige rivier over en kijken we vanaf de brug neer op tientallen Amerikaanse krokodillen. Deze soort wordt vier tot zes meter lang en is herkenbaar aan een spitse snuit, zichtbare tanden als de bek gesloten is en rechtopstaande schubben op rug en staart. De dieren liggen te zonnen op zandbanken of zwemmen loom door het bruine water. Ze zijn in elk geval levendig genoeg om de fantasie op gang te brengen. Wat als de brug instort, stel dat iemand je een zetje geeft als je met je camera voorover buigt? Reken maar dat die krokodillen dan snel zwemmen. Nadat we een tijdje aangenaam hebben staan huiveren, drinken we een rustgevend kopje thee in het naastgelegen restaurant El Cocodrilo. We rijden een rondje om het Arenalmeer, het grootste stuwmeer van Costa Rica. Anglofielen vergelijken dit langgerekte meer tussen smaragdgroene heuvels wel met het Engelse Lake District. Romantisch oogt het zeker, maar wij hebben toch vooral oog voor de machtige vulkaan aan de zuidoostelijke oever. Die houdt zich vandaag opvallend rustig. Af en toe een pluimpje rook, daar moeten we het mee doen. Toch wel bevangen door het Engeland-virus leggen we voor een afternoon tea aan bij Café y Macadamia. Dat treft. Op het terras genieten we van heerlijke mu ns en taart met macadamianoten. We krijgen er een bordje bij met in zoete en hartige jasjes verpakte noten. Te koop in het bijbehorende winkeltje. Macadamia’s zijn rijk aan onverzadigd vet en dus gezond. Ze zijn bovendien stukken goedkoper dan in Nederland, dus niets weerhoudt ons ervan fl ink in te kopen en verantwoord aan het snoepen te slaan.


EEN HETE WATERVAL
We hebben geluk, als we ‘s avonds op de veranda van onze cabaña zitten. De lucht is helder en we zien hoe de Arenal roodgloeiende lavabrokken spuwt. De actiefste vulkaan van Costa Rica is weer tot leven gekomen en hij gromt en grauwt als een nijdige hond. Ook de volgende ochtend laat hij van zich horen. Wij maken een wandeling door Arenal Hanging Bridges, een klein natuurreservaat vlakbij de berg. De route door het regenwoud voert over vele hangbruggen, die soms wel honderd meter lang zijn. Geregeld worden we opgeschrikt door een soort geproest. De Arenal hoest rook op en wij hebben er een eersterangs uitzicht op. We genieten van de vele bloemen, het speuren naar bonte vogels en het thuisbrengen van dierengeluiden. We passeren een macadamiaboom en plukken een noot. Kraken lukt niet, zelfs niet als we er op
stampen. Een passerende ranger legt uit dat je voor de extreem harde omhulsels een speciale notenkraker nodig hebt. “Het zijn niet voor niets de duurste noten ter wereld”, lacht hij. Gelukkig hebben we nog een voorraadje in de auto liggen.



Op de terugweg naar San José maken we een laatste stop: we gaan in bad. Behalve rook en brokken lava levert de Arenal warm en mineraalrijk water af, met temperaturen tot 45 graden Celsius. Langs de weg van het Arenalmeer naar La Fortuna kun je op diverse plaatsen genieten van baden in heilzaam water. Van een simpel bad in de rivier tot complete spa’s. Wij dompelen onszelf onder in de warmwaterbronnen van El Tabacón. We starten in een bad van 40 graden, stappen over op steeds warmere baden en eindigen onder een hete waterval. Die beneemt ons even de adem, maar daarna maken we een hoffelijke buiging in de richting van de bron van dit alles: de machtig boven ons uit tronende Arenal. Bedankt! Wij kunnen er weer een tijdje tegen.

OOK NAAR DE JUNGLE VAN COSTA RICA?
Bekijk onze reizen naar Costa Rica.

Tekst: Tineke Zwijgers