De man die een wereldwonder bezat
de ontdekking van Chichén Itzá
Door Antonie Jonges
Edward Thompson, geboren in 1857 te Worcester, Massachusetts, is al jong mateloos gefascineerd door verhalen over mysterieuze Mayaruïnes in Mexico die in het destijds gevaarlijke Yucatán liggen. In 1885 krijgt hij als Amerikaans consul in Mexico de kans Yucatán uitgebreid te onderzoeken. Hoewel de lokale onderdrukte Mayabevolking sinds 1847 in een uiterst bloedige oorlog met de heersende blanke elite is verwikkeld, laat Thomson zich daar niet door afschrikken
Hij beperkt zijn werk als consul tot het minimum en stort zich op de exploratie van het schiereiland. Tijdens een zwerftocht door de wildernis om de overblijfselen van de oude Mayacultuur in kaart te brengen, trapt hij in een val en loopt een ernstige vergiftiging op. Hij houdt er een verlamd been aan over maar dat vermindert Thompsons ondernemingsdrift geenszins. Hij leert de taal van de Mayabevolking, wint hun vertrouwen en luistert naar hun verhalen.
In 1894 krijgt Thompson de gelegenheid de vervallen haciënda en plantage Chichén te kopen waarop ook de ruïnes van Chichén Itzá liggen, een Mayastad die in de tiende eeuw na Christus haar grootste bloeitijd beleefde. Thompson heeft nu onbeperkte toegang om de overwoekerde bouwwerken en het omringende land te onderzoeken. Volgens een verslag uit 1566 van de Spaanse priester Diego de Landa zou zich bij Chichén Itzá een heilige bron bevinden waar de Maya’s in tijden van droogte kostbaarheden en mensen aan de regengod Chaac offerden. Deze bron, een zogenaamde ‘cenote’- afgeleid van het oude Mayawoord voor afgrond tso-ono-ot of dzonot - werd door de Maya’s beschouwd als toegangspoort naar de onderwereld. Er is nooit veel geloof gehecht aan het verslag van De Landa, maar Thompson kent de belevingswereld van de Maya’s inmiddels goed en denkt daar anders over.
Als Thompson bovenop de piramidevormige tempel van het complex staat, ziet hij een 300 meter lang, overwoekerd en enigszins verhoogd pad dat in een rechte lijn naar een open plek leidt. Hij vermoedt dat dit wel eens de rituele weg zou kunnen zijn die naar de mythische bron voert. Het pad is moeilijk begaanbaar, maar uiteindelijk bereikt hij een groot, sinister zinkgat met een doorsnede van zestig meter, omsloten door bijna dertig meter hoge rotswanden. In de diepte glinstert stilstaand, troebel, groen water. Menigeen zou afzien van verder onderzoek, maar Thompson niet.
Met een kraan en grijper begint hij te dreggen. De eerste weken komen er alleen modder, stenen, bladeren en takken omhoog. De twijfel slaat toe; opgeven of doorgaan? Als er twee vreemde, harsachtige klompen gevonden worden, vermoedt Thompson dat het om kostbare wierook gaat. Hij houdt het spul bij het vuur. De bedwelmende geur die zich vervolgens verspreidt, is het teken om met het onderzoek door te gaan. Al snel komen er fragmenten keramiek, bronzen objecten en zelfs een paar gouden voorwerpen mee naar boven.
Thompson beseft dat hij nu verfijnder te werk moet gaan en huurt twee Griekse professionele duikers in. Duiken is in die tijd nog een gevaarlijke onderneming met lompe koperen helmen, zware pakken en schoenen met loden zolen. Samen met de Grieken duikt Thompson naar de bodem van de put. Ze stuiten op een vijf meter dikke laag blauwachtige klei waarin de eerste menselijke resten gevonden worden, hét bewijs dat deze cenote een belangrijke offerplaats was. De mysterieuze kleilaag bevat een blauwe kleurstof waarmee de Maya’s alles en iedereen insmeerden alvorens aan de regengod te offeren. Ook komen er voorwerpen van jade, obsidiaan en goud tevoorschijn, precies wat De Landa in zijn verslag had vermeld: “Ze gooiden er van alles in, zoals kostbare stenen en dingen die ze waardevol vonden. Zo dit land al goud zou hebben, dan bevindt zich dat in deze bron.“
Hoewel het duiken Thompson een gehoorbeschadiging bezorgt, belet het hem niet om keer op keer af te dalen en in volkomen duisternis de talloze gaten en spleten van het poreuze kalkgesteente af te tasten. Van 1904 tot 1910 worden duizenden voorwerpen geborgen; het is een ontdekking van ongekende omvang waarvoor Thompson wereldwijde roem en eer oogst.
In 1926 legt de Mexicaanse regering beslag op Chichén Itzá en beschuldigt Thompson van illegale opgravingspraktijken. De meeste voorwerpen zijn dan allang overgebracht naar het Peabody Museum van de Universiteit van Harvard. Pas tien jaar na zijn overlijden in 1935 wordt Thompson door het Mexicaanse Hooggerechtshof in 1944 vrijgesproken van de aanklacht.
Yucatán telt ruim 3000 cenotes waarvan er zo’n 1400 zijn onderzocht. Toeristen kunnen inmiddels in een aantal spectaculaire zinkgaten zwemmen of duiken; de meeste cenotes bevatten helder water. Sommige cenotes hebben ondergrondse gangen- en grottenstelsels. Deze zijn voor waaghalzen die van grotduiken houden ware attracties. Chichén Itzá prijkt sinds 2007 op de Nieuwe lijst van Zeven Wereldwonderen en trekt jaarlijks ruim 1,2 miljoen bezoekers. Als Thompson toch eens had geweten dat hij een weergaloos wereldwonder in zijn achtertuin had...
Bekijk onze reizen door Mexico.