In de voetsporen van de ontdekkingsreizigers

In de voetsporen van de ontdekkingsreizigers

In de nauwe kloof die naar de verlaten karavaanstad Petra voert, loop je in stilte over het stoffige grindpad tussen de metershoge rotswanden. Als je al wat wilt zeggen heb je de neiging om het fluisterend te doen. De imposante kloof en het gevoel terug in de tijd te gaan dwingen je ertoe. Wie ’s morgens vroeg, voor de drukte op pad gaat, kan zich de ontdekker van Petra wanen: Johann Ludwig Burckhardt.


Onderweg naar Cairo hoorde deze Zwitser, nu bijna twee eeuwen geleden, van bedoeïenen fantastische verhalen over een diep in de bergen verborgen stad. Een stad die niet gebouwd scheen te zijn, maar bijna geheel uit de rotsen was gehouwen. Een stad als immens beeldhouwwerk, het leek Burckhardt een wonder. Ieder ander zou de verhalen wellicht als legende hebben afgedaan en er geen tijd aan hebben willen besteden. Zo niet Burckhardt. Hij was een avonturier en hoe meer hij hoorde over karavanen uit lang vervlogen tijden, over schatten en zelfs over de farao’s van het oude Egypte, hoe sterker zijn interesse groeide. De terughoudendheid van de bedoeïenen, wanneer hij vroeg waar deze wonderlijke stad dan wel niet lag, was voor hem juist een extra prikkeling.

Verpletterend
Vermomd als Arabier (hij noemt zich Sjeik Ibrahim Ibn Abdullah) weet hij met zijn uitstekende kennis van de Arabische taal een bedoeïen als gids te ronselen. Na een paar dagen bereiken ze de enorme, twee kilometer lange bergkloof, de Siq genaamd. De vreemde, tot bizarre vormen verweerde rotsen verheffen zich tot een hoogte van soms meer dan dertig meter. Geleidelijk komen de rotswanden dichter bij elkaar en ontstaat er een engte waarin nauwelijks zonlicht doordringt. Aan het eind gloort licht door de metershoge, nauwe spleet en Burckhardt ontwaart iets wat lijkt op de gevel van een prachtig paleis. Even later opent de kloof zich als de poort naar een ver verleden en laat de façade zich aanschouwen in al haar pracht.

De volledig uit de kleurige rotsen gehouwen praalgevel vol zuilen, pilasters en sierlijstwerk is bijna veertig meter hoog en maakt een verpletterende indruk. Op zich al een mirakel dat dit pronkstuk ooit in vergetelheid is geraakt. Burckhardt kan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en stelt zijn begeleider talloze vragen. Niet erg toeschietelijk vertelt de gids dat dit het schathuis van een Egyptische koning is. De urn, die de top van de gevel siert, zou een grote goudschat bevatten. Burckhardt vraagt verder, maar de bedoeïen begint de opdringerige bezoeker te wantrouwen. De Zwitser krijgt na lang aandringen nog een klein gedeelte van Petra te zien. Het is een vallei waarvan de veelkleurige wanden zijn uitgehouwen met gevels van uiteenlopende vormen en stijlen. Het agressieve karakter van zijn metgezel baart Burckhardt inmiddels zorgen. De gids wordt steeds achterdochtiger en vermoedt dat Burckhardt een spion is, op zoek naar de verborgen schatten. De Zwitser besluit dat het beter is om op zijn schreden terug te keren. Hij verlaat Petra om er nooit meer terug te keren. Na zijn thuiskomst publiceert Burckhardt zijn bevindingen en maakt de westerse wereld (opnieuw) kennis met het oude Petra.

Nabateeërs
Petra, op 270 kilometer ten zuiden van de Jordaanse hoofdstad Amman, ligt verborgen in een rotslandschap dat deel uitmaakt van de bergketen die zich uitstrekt van de Dode Zee tot aan de Golf van Aqaba. Het is de vroegere hoofdstad van een volk dat in oude geschriften te boek staat als de Nabateeërs. Dit volk maakt zich in de 4e eeuw v. Chr. meester van de karavaanroutes op het Arabisch schiereiland en verrijkt zich in de eeuwen daarop met de handel. Ze vervoeren Indiase en Chinese goederen vanuit Jemen naar Gaza aan de Middellandse Zee. Als tussenhandelaren verdienen ze goed geld en Petra wordt, als het belangrijkste overslagpunt op de route, een welvarende stad.
De Romeinen, belust op de winstgevende route, annexeren aan het begin van de 1e eeuw na Chr. de stad. Maar in de volgende eeuw groeit Palmyra in Syrië uit tot het nieuwe Arabische machtscentrum en worden goederen via de Perzische Golf en de Eufraat over Palmyra naar de Middellandse Zee vervoerd.

Daarmee zijn voor Petra de dagen van welvaart geteld. Halverwege de 4e eeuw wordt de stad getroffen door een zware aardbeving en daarna glijdt ze langzamerhand in de vergetelheid, totdat Burckhardt in 1812 de oude hoofdstad van het Nabatese koninkrijk voor het westen herontdekt.

Geheimzinnig
De afgelopen eeuw zijn er in Petra veel opgravingen gedaan en ook nu nog zijn archeologen druk bezig zich een beeld te vormen van de oude stad. Inmiddels zijn de fundamenten blootgelegd van tempels, een forum en een theater. Grote schatten zijn er niet gevonden, ook niet in het ‘schathuis van de farao’ (El Khasne el Firaun), de eerste rotstempel (of graftombe) die Burckhardt zag. Vele schatzoekers hebben hun wapens afgevuurd op de urn, die de top van deze gevel siert, in de hoop dat hij zou barsten en de goudstukken naar beneden zouden regenen. Tevergeefs, de urn is massief. Ondanks al het archeologisch onderzoek is nog steeds niet zeker met welk doel de rotsgevels zijn aangelegd. De uitgehouwen achtergelegen vertrekken zijn, in groot contrast met de monumentale buitenkant, vaak heel klein en sober. Waren het tempels, graven of mausolea? Ook het weelderige karakter van sommige gevels met hun sterke licht- en schaduwwerking, roept vragen op. Op het eerste gezicht lijken ze op Romeinse gebouwen, maar bij nadere bestudering zien we elementen die eerder doen denken aan de barok dan aan de oudheid. Wie waren de architecten en steenhouwers van deze façades? Er wordt wel geopperd dat de rijke Nabateeërs ambachtslieden uit het Egyptische Alexandrië lieten overkomen, een stad waar ze goede handelscontacten mee hadden. Van de Alexandrijnse architectuur is echter weinig overgebleven en dat verklaart misschien waarom we voor de barokke gevels van Petra geen vergelijkbare voorbeelden uit de Oudheid kunnen vinden. De Griek Plutarchus beschreef in de 1e eeuw na Chr. het mausoleum van Egyptes laatste farao, Cleopatra, als een prachtig façadegebouw van tenminste twee verdiepingen. Wellicht is het ‘Schathuis van de farao’ een regelrechte kopie van haar mausoleum. De naam doet in elk geval vermoeden dat deze rotsgevel in Petra iets met Egypte van doen had. Vragen genoeg dus waar we nog geen antwoord op hebben. En daarmee blijft Petra net zo geheimzinnig voor de hedendaagse bezoeker als voor Johann Ludwig Burckhardt.


  
Aan de informatie in deze artikelen en verhalen kunnen geen rechten ontleend worden.