Over kloven en woestijnen

Over kloven en woestijnen

van Petra tot Wadi Rum

Jordanië ligt als een oase van rust tussen landen als syrië, irak en israël. Het zuiden, met Petra, Wadirum en de Rode Zee, trekt de meeste toeristen. En dat is ook terecht. De magie van de rode woestijn, de ontzagwekkende bouwwerken en het overnachten in een Bedoeïenentent maken van een reis door dit land een onvergetelijk feest.


Jordanië tekst | Tineke Zwijgers


Er zijn van die musea waar men de spanning opvoert door bij de ingang een ronkende film te tonen over wat je straks gaat zien. Zulke kunstgrepen heeft de 'verborgen' stad Petra helemaal niet nodig. Petra heeft namelijk haar anderhalve kilometer lange toegangskloof. Op een frisse, vroege ochtend wandelen we daar naar binnen. Het pad begint breed, maar wordt gestaag smaller en de hoge, roze wanden schuiven steeds dichter naar elkaar toe. Ze passen als een puzzel in elkaar, want de breuk in de berg is het gevolg van een aardverschuiving. De spanning loopt bij elke bocht op. Wanneer zullen we de beroemde façade van Petra zien?

En ineens is-ie daar. Even heb ik een déjà vu, het beeld is immers zo bekend. Maar als ik de kloof uit stap en omhoog kijk naar de 40 meter hoge 'Schatkist van de Farao', badend in het gouden ochtendlicht, voel ik diepe bewondering voor de Nabateeërs, die dit bouwwerk ruim 2000 jaar terug uit de rotswand hakten.

Mehdi de waterdrager

In betrekkelijke rust (de touringcars met dagjesmensen arriveren pas later in de ochtend) wandelen we door Petra, hoofdstad van de Nabateeërs rijk geworden door de tol op de wierookhandel in de regio. De inwoners stelden hun welvaart tentoon in imposante grafmonumenten, die ze uit de rotsen lieten hakken. Later, toen de Romeinen het voor het zeggen kregen, werd zelfs een theater vanuit een rotswand opgebouwd. De gids vertelt er boeiend over, maar de vele feiten, jaartallen en afmetingen doen ons duizelen. Wat vooral beklijft, is wat we zelf ervaren. Zoals de prachtige echo in de zaal boven het urnengraf. En onze ontmoeting met de 15-jarige Mehdi, in het theetentje van zijn moeder. Hij spreekt aardig Engels, hoort ons nieuwsgierig uit en stelt dan voor ons te gidsen op een wandeling 'boven' Petra. “Ik draag ook jullie flessen water”, biedt hij gul aan. Die hebben we wel nodig. Het is een flinke klim en de zon staat al hoog aan de hemel. Onderweg kijken we neer op de oude stad, waar het inmiddels gezellig druk is. Maar boven op de rotskam Zib Atuf bewonderen we in alle stilte de 65 meter lange offerplaats, waar de Nabateeërs dieren offerden aan hun goden. Het uitzicht op de vallei is weids en Mehdi wijst de plek aan waar, zo gaat het verhaal, Aaron begraven ligt, de broer van de profeet Mozes. Dan is het tijd om weer af te dalen. Het is erg warm en ons water is bijna op. Beneden lonkt de thee. 

Dansen en drinken

Warm is het de volgende middag ook in Wadi Rum, de woestijn in het zuiden van Jordanië. Ik raak niet uitgekeken op de grillige rotsformaties en de fraaie rode zandduinen, waar ik tot mijn knieën in weg zak. De zon gaat langzaam onder en in de dalen zie ik diverse jeeps rijden. Een tocht per kameel of jeep is de enige manier om dieper in dit landschap door te dringen. Terwijl wij van het avondlicht genieten, zitten de ruig ogende bedoeïenen die ons groepje rondrijden bij hun jeeps te kaarten. Ze spreken geen Engels, maar maken uitstekend duidelijk dat onze fooi van 4 dinar (zo'n 5 euro) beneden de maat is. Dat verbaast me. Tot nu toe ben ik alleen maar vriendelijke Jordaniërs tegengekomen. Het gastvrije 'welcome' klinkt de hele dag door vanuit auto's, winkels en gewoon op straat van passerende mensen. Ze lijken blij te zijn met buitenlandse bezoekers. Vanwege het geld dat reizigers besteden, natuurlijk, maar ook omdat het toerisme bevestigt dat Jordanië een vredig en veilig land is sinds het in 1993 vrede sloot met Israël. Het is een islamitisch koninkrijk, maar staat open voor westerse bezoekers en speelt geregeld een bemiddelende rol in de regio. De traditioneel geklede mannen in het bedoeïenenkamp waar we overnachten, vormen een vrolijke troep.


Ze brengen ons naar een tent, wijzen het toiletgebouw en ontvangen ons daarna in het 'restaurant'. Rondom een stenen vloertje staan lage tafels en banken. In de kussens zak je zo diep weg dat je nauwelijks overeind komt. En dat laatste is nu juist wel de bedoeling. We halen zelf ons eten af bij een lemen fornuis en tussen de gangen door worden we geacht mee te dansen op de opzwepende muziek die twee mannen maken. De muziek, het eten en de rijkelijk vloeiende lokale wijn zorgen ervoor dat ik niet eens vreemd opkijk als er een in smetteloos wit geklede man uit het donker opdoemt, die druk gesticulerend in zijn iPhone praat. Tarik, een van de kampmedewerkers, vertelt dat dit de eigenaar is van een luxueus kamp iets verderop. “Hij komt met een helikopter naar Wadi Rum, maar ook hier gaan zijn zaken gewoon door.” De man komt even buurten en geniet samen met ons van een spies gegrild lamsvlees en kruidige tabouleh. 

Che en het konijn

Voor het slapen gaan maken we nog een wandeling. De maan geeft weinig licht vandaag. We krijgen een fakkel mee en zorgen ervoor in het zicht van het met fakkels verlichte toegangspad te blijven. Om ons heen zien we de contouren van hoge rotsen. Ze steken donker af tegen de zwak met sterren verlichte hemel en we zien er van alles in: een konijn, een kamelenrug en zelfs, met wat extra fantasie, een Che Guevara. De volgende ochtend doe ik de wandeling nog eens over. Met enig ontzag kijk ik naar de grillig gevormde, dieprode rotsen rond het kamp. Van Che en het konijn is weinig meer te zien. Alleen een kameel passeert, met op zijn rug een vrolijk heen en weer deinende toerist.

> Rondreizen Jordanië