Namibie van desolaat Sossusvlei tot ‘druk’ Cape Cross
Tekst: Tineke Zwijgers
Oranjerode zandduinen, scherp afgetekend tegen de blauwe lucht. Een koude koloniale stad met Schwarzwalder Kirschtorte en Bratwurst op het menu. En als dessert de kakofonie van tienduizenden Kaapse pelsrobben en hun pasgeboren kroost. Welkom in West-Namibië, een en al hoogtepunt!
Voor een Nederlandse automobilist is dit een ongekende ervaring: een hele weg voor jezelf hebben. Dat overkomt ons in Namibië regelmatig, zoals nu op de route van pleisterplaats Keetmanshoop naar Sossusvlei. Af en toe kondigt een stofwolk de komst van een tegenligger aan. Even een lichtsein, een opgestoken hand en voorbij is hij. Al snel is ook de stofwolk in de achteruitkijkspiegel neergedaald en hebben we weer het rijk alleen. Soms passeren we een bord dat wijst naar een boerderij verder landinwaarts, vaak met Duitse naam en een oprijlaan van minstens 30 kilometer. Wat een leeg land is dit. Het bezoek aan de beroemde zandduinen van Sossusvlei moet een hoogtepunt van onze rondreis worden. Vooralsnog is het landschap wat saai: zand, stenen en laag struikgewas. Maar dan zien we in de verte de contouren opdoemen van bergen in de mist. Tenminste, zo lijkt het. Als we dichterbij komen, blijken het heuvels met opgestoven witgeel zand te zijn. We naderen de Namibwoestijn, de oudste woestijn op aarde. Een uitgestrekt gebied, dat zich over een oppervlakte van zo’n 400 bij 100 kilometer uitstrekt langs de Atlantische kust van Namibië.
Emmer met zes riemen
Toegangspoort tot Namib-Naukluft nationaal park is Sesriem. Een toeristisch gehucht met wat winkels, een benzinepomp en accommodatie. Sesriem ontleent zijn naam aan de ‘zes riemen’ die vroegere pioniers aan hun emmer moesten vastknopen om water te tappen uit poelen in een nabijgelegen kloof. We arriveren er aan het eind van de middag, maar mogen van de parkwacht niet meer naar binnen. “We sluiten met zonsondergang. U zult niet op tijd terug zijn als u nu nog een tochtje gaat maken”, weet hij. “Kom morgen maar terug.” Jammer van het geplande bezoek aan het vlakbij gelegen Elim-duin in avondlicht. Maar vanaf het terras van onze woestijnlodge is het uitzicht ook prachtig. De ondergaande zon zet de hier nog begroeide vlakte
en heuvels in een gouden gloed en met de verrekijker hebben we zicht op een waterplas waar antilopen als springbok en klipspringer komen drinken. We zien vaker dieren vlakbij de bewoonde wereld. Het is zomer in Namibië, nog droger dan in de rest van het jaar. Daardoor moet het wild de randen van het leefgebied opzoeken, waar meer waterbronnen te vinden zijn. Het wordt een bijzondere avond. De hemel staat vol sterren. Onze tafel wordt slechts verlicht door een olielamp en bij de met een schijnwerper verlichte waterplas is het nog lang een komen en gaan van drinkende dieren.
Filmische Blik
Sossusvlei is een kalkvallei op zo’n 60 kilometer van Sesriem. De naam komt van het lokale woord voor ‘waterverzameling’. Het is de enige plek in de omgeving waar nog wel eens water staat. Toeristen bezoeken Sossusvlei echter vooral vanwege het
maanlandschap van zandduinen rondom de vallei. Het ijzerhoudende zand zorgt voor een warme oranje gloed, die het beste uitkomt rond zonsopgang en zonsondergang. We arriveren vandaag vroeg bij de poort en zoeven over de asfaltweg naar de vallei. Maar we zijn niet de eersten! Als we de fotogenieke Dune 45 passeren, zien we een lint van toeristen omhoog lopen. Ze vorderen langzaam, zakken steeds weg in het rulle zand, maar worden straks beloond met een prachtig uitzicht.
Wij rijden door tot de parkeerplaats van de vallei. Daar eindigt het asfalt, rest slechts rul zand en kun je alleen te voet of met een 4x4-shuttle verder. We besluiten de 4 kilometer heen te wandelen en terug, als het warmer is, met het ‘openbaar vervoer’ te gaan. Na een comfortabel tochtje op vlak terrein moeten ook wij eraan geloven: klimmen! Pas als je zo’n, soms 200 meter hoog, zandduin hebt beklommen, kun je kilometers ver over de woestijn uitkijken. Bezweet komen we boven en raken direct bevangen door het Sheltering Sky-gevoel (of, voor filmkijkers met een lichtvoetiger smaak: het gevoel van Sex and the City 2): een surrealistisch landschap van zandduinen zo ver het oog reikt, diep oranje in de zon, bijna zwart aan de schaduwzijde. We drinken het uitzicht gulzig in en keren pas terug als de contrasten tussen oranje en zwart bijna vervaagd zijn.
Coole overgang
Van de woestijn trekken we noordwaarts naar de kust. Hoe koel die overgang is, merken we als we bij nadering van onze bestemming Swakopmund een hand uit het autoraam steken. Koud! De stad doemt als een luchtspiegeling op in de woestijn. Dat idee verdwijnt niet als we ons even later vergapen aan gedecoreerde, Duits ogende huizen en uithangborden met ‘Konditorei’ en ‘Kaffee mit Kuchen’. Hier merk je pas echt dat Namibië rond de vorige eeuwwisseling een Duitse kolonie was. Op onze hotelkamer trekken we snel een fleece trui en lange broek aan en gaan de stad bekijken. Het duurt even voor we bekomen zijn van de abrupte overgang van Afrikaanse woestijnhitte naar Duitse stadskoelte, maar dan voelen we ons best thuis in Swakopmund. Het is een relaxte plaats met leuke hangouts voor reizigers. Na de bijna verplichte Schwarzwalder Kirschtorte in een Duits koffiehuis stappen we over op het hippe café Out of Africa. Onder het motto ‘Life is too short to drink bad coffee’ serveren ze hier heerlijke espresso en cafe latte, blueberry muffins en cheesecake. Swakopmund is geen badplaats. Daarvoor is het water van de Atlantische Oceaan veel te koud. Je komt hier om even bij te tanken na alle natuur en wilde dieren, te genieten van stadse drukte en mooie historische gebouwen. Je kunt er ook boottochten maken of quadbiken, sandboarden en paragliden in de nabijgelegen woestijn.
Swakopmund is een goede uitvalsbasis voor een tochtje naar het 100 kilometer noordelijk gelegen Cape Cross met het robbenreservaat. De kaarsrechte weg is glad geasfalteerd en leeg als overal elders in het land. In iets meer dan een uur rijden we naar onze bestemming. Deze bevindt zich op een landpunt, waar in 1484 de Portugese zeevaarder Diego Cáo als eerste Europeaan voet aan wal zette. Hij richtte er een kruis op ter ere van zijn koning João II, noemde de plaats Kaap Kruis en blies, aldus de overlevering, kort daarna zijn laatste adem uit. Zodra we uit de auto stappen, dringt zich een penetrante, bijna verstikkende geur aan ons op. Dan bereikt een hels lawaai onze oren, als van duizenden mekkerende schapen. We lopen naar een stenen muurtje en nu krijgen onze ogen de volle laag. Overal waar we kijken zien we krioelende robben. Tussen de bruingrijze volwassen dieren hupsen zwarte jongen, hun oogjes vaak nog dicht. Het is begin december, de jaarlijkse kraamtijd van de Kaapse pelsrob. Leven hier door het jaar heen gemiddeld zo’n 80.000 dieren, in deze periode komen wel 200.000 robben aan land. De jongen zijn erg kwetsbaar. Overal liggen dode dieren, in verschillende stadia van ontbinding. Doodgedrukt in de menigte, gescheiden van hun moeder geraakt of gedood door jakhalzen. Ondanks de stank, een combinatie van ontlasting en dood vlees, blijven we zo lang mogelijk rondkijken. Naar de macho mannetjes, die zich dwars over en door hun harem heen richting zee bewegen, ondertussen het hoogste woord voerend. Naar de vrouwtjes die hun kroost liefdevol verzorgen. En naar de weerloze kleintjes, die al binnen korte tijd samen met hun moeder grote afstanden onder water moeten gaan afleggen.
In een wolk van zeerobbenlucht rijden we later op de dag terug naar Swakopmund. De stank zit in onze haren en kleren. We hangen alles uit op het balkon, gaan uitgebreid douchen, maar de robben blijven nog dagen bij ons. Hun stank is zelfs in de bekleding van de auto gaan zitten. Een vieze lucht, maar wel een die een mooie herinnering levend houdt. Best bijzonder.