Overzicht Sri Lanka & Malediven rondreizen van Djoser

Sigiriya: de rots van koning Kassapa

Het is een van de beroemdste hoogtepunten van Sri Lanka: de 200 meter hoge, ijzingwekkend steile Sigiriyarots. Plek van mythische verhalen, fabelachtige uitzichten en soms een beetje hoogtevrees.

Tekst | Hans Bouman

Je ziet hem al van verre liggen. Voor veel mensen,  zowel Sri Lankanen als bezoekers, is hij de  beroemdste plek van heel het land: de  Sigiriyarots. Loodrecht piekt hij de hemel in,  ruim 200 meter kleurig gneis-gesteente. Het is  een beetje de Ayer’s Rock – pardon: Mount Uluru  – van Sri Lanka.

Reeds in prehistorische tijden woonden er  monniken op de van boven keurig platte rots.  Vanzelfsprekend zijn er talloze geschiedenissen  en mythen verbonden aan dit natuurwonder.  Bijvoorbeeld die van de beruchte koning Kassapa,  die 1500 jaar geleden heerser over Sri Lanka was.  Geen fijne man, als we de verhalen moeten  geloven. Die gaan ongeveer als volgt.  

Op een dag komt de jonge prins Kassapa bij zijn  vader, koning Dhatusena.  
‘Goedemorgen, mijn jongen, hoe gaat het?’  
‘Ja, eh… effe ter zake pap, luister. Ik wil jou  opvolgen en zelf koning worden. Wanneer gaan  we daar eens werk van maken?’  
‘Sorry Kassapa, maar dat zal niet gaan. Dat weet  je toch?’  
Wel alle @#$%&! Waarom niet, pap?’  
‘Maar jongen, dat heb ik je toch al zo vaak  verteld? Jij bent nu eenmaal de zoon van een van  mijn niet-adellijke bijvrouwen. Dan kun je geen  koning worden. Sorry, maar dat zijn de regels.’  
‘Zo, en wie wordt er dan wél koning?’  
‘Mogallana.’  
‘Wat, die sukkel? Never nooit niet! Pap, het spijt  me, maar ik sluit je op en maak Mogallana een  kopje kleiner. Wat denken jullie wel!’  

En jawel, de jonge schurk voegde de daad bij het  woord. Hij sloot zijn vader niet alleen op, maar  vermoordde hem zelfs. Halfbroer Mogallana wist  ternauwernood te ontkomen.  Terwijl Kassapa boven op de machtige,  tweehonderd steile meters boven het oerwoud  uittorende Sigiryarots een prachtig paleis liet  bouwen, zwoer Mogallana wraak. 

Achttien jaar  later was het zover, en begon de strijd tussen de  legers van de twee halfbroers.  Kassapa had gewoon in zijn onneembare paleis  kunnen blijven zitten, maar zoals het een  klassieke slechterik betaamt, leed hij aan een  noodlottige dosis overmoed. Dus klom hij van zijn  rots af, besteeg zijn olifant en voerde zijn troepen  aan naar een vanzelfsprekende overwinning. Toen  de strijd in volle hevigheid losbarstte, schrok  Kassapa’s olifant ergens van, draaide zich om en  liep weg. Daarop dachten zijn troepen: ‘Oeps, de  baas houdt het voor gezien! Ervandoor!’  Het gevolg was dat Kassapa zich even later in zijn  eentje op het slagveld bevond. Om niet in handen  te vallen van de vijand, maakte hij er zelf een  einde aan. Voor alle zekerheid richtte Mogallana  vervolgens toch maar een bloedbad aan onder de  gevluchte troepen van zijn halfbroer. 
 

Vijftienhonderd jaar na dato is de plaats van  handeling nog steeds dermate indrukwekkend  dat ze op Sri Lanka van het achtste wereldwonder  spreken. Van het paleis resteren alleen nog de  fundamenten, maar de vijvers en tuinen zijn nog  te zien en de okerkleurige rots zelf is majestueus.  Het beklimmen van Sigirya is voor elke bezoeker  van Sri Lanka een heilige plicht. Toch? Hoewel  hoogtevrees mijn middelste naam is, sluit ik mij  aan bij enkele klassen in keurige witte  uniformpjes gestoken schoolkinderen. Ik heb van  tevoren de nodige foto’s gezien van wankel  ogende wandelplateautjes die met kauwgom en  plakband tegen de rotswanden lijken geplakt,  maar in de praktijk blijkt het minder eng dat ik  vreesde. En verder is het recept: niet omkijken,  niet naar beneden kijken, maar altijd de blik  omhoog – dáár moet je daartoe.  





Onderweg passeren we af en toe  waarschuwingsborden: ‘Geen  lawaai, daarmee maak je horzels,  bijen en wespen agressief!’ Nee  hè, ook nog stekend insectenvolk?  ‘Ach, dat is in de loop der jaren wel  eens voorgekomen’, glimlacht een  jonge monnik naast mij, ‘maar dat  was alleen als bezoekers geen  respect toonden voor dit heiligdom.  Daarvan is bij u geen sprake, dat zie  ik zo.’  Enigszins gerustgesteld klim ik  verder. We passeren de Spiegelmuur,  waar de rotswand is gepolijst  met kalk, bijenwas, eiwit en – de  diertjes hebben ook hun vriendelijke  kanten – bijenhoning. 


In de wand  staat poëtische graffti met een geschiedenis van  wel 1500 jaar oud. Als mijn Singalees of Sanskriet  wat beter was, zou ik een lofzang op het paleis  van Kassapa kunnen voordragen. Knappe bij die  me dan nog durft aan te vallen.  Om indruk te maken liet Kassapa de Sigiriyarots  destijds voorzien van een reusachtige leeuwenkop  en twee leeuwenklauwen. De kop heeft de  tand des tijds niet doorstaan, maar de klauwen  zijn nog heel duidelijk te zien als ik, vlak voor de  top, het Leeuwenplatform bereik.  Tussen de twee klauwen door voert een trap naar  een schitterend bergplateau, met uitzicht over de  wijde omgeving.  
 



Op het plateau raak ik opnieuw aan de praat met  de jonge monnik, die wordt vergezeld door vier  jonge vrouwen, met wie hij vriendelijk spreekt,  terwijl hij fysiek telkens zedig een zekere afstand  bewaart. Ik zal twee van hen later in het  Sigiriyamuseum opnieuw tegenkomen: ze blijken  er te werken.  Maar de allermooiste ontmoeting, eenmaal weer  beneden, is met Moto, een jonge olifant van 25  jaar. De eerste keer dat ik hem zie wordt hij door  twee van zijn begeleiders gewassen in een beekje  vlakbij Sigiriya. De mannen gebruiken een halve  kokosnoot als washandje en scrubben daar de  dikke olifantshuid mee. Vervolgens krijgt de  olifant met een mes een zorgvuldige  pedicurebehandeling. Moto vindt het  heerlijk, zoveel is duidelijk.  De tweede keer dat ik Moto tegenkom, staat hij  zich te poedelen in een waterplas, met de  Sigiriyaberg schilderachtig op de achtergrond.  1500 jaar geleden bereed koning Kassapa een van  zijn verre voorzaten. Dat was geen succes.  

Iedereen ziet in de natuur wat hij wil: een  ‘geheimzinnig bos’, ‘dreigende bergen’, een  ‘vredig meer’. Vandaag zie ik, als ik voor mij  uitkijk, een heilige berg. En een vrolijke olifant,  die eeuwen na dato nog lol heeft om de slimme  poets van zijn voorouder.

Rondreizen Sri Lanka.