Overzicht Azië rondreizen van Djoser

Tonle Sap, een meer met karakter

De beroemde oude Khmerhoofdstad Angkor dankte zijn sterke positie voor een belangrijk deel aan het iets zuidelijker gelegen enorme meer Tonle Sap, het grootste van Zuid-Oost-Azië. Ook vandaag is Tonle Sap in Cambodja nog onmisbaar als waterleverancier aan vooral de rijstbouw en visserij.

Sommige Cambodjanen noemen het meer het grootste ter wereld, maar dat is wat overdreven. Niettemin is Tonle Sap, met 160 kilometer lengte en 36 kilometer breed, een ware binnenzee. Hele dorpsgemeenschappen, waarvan sommige bestaan uit een paar honderd families, leven op het water, in woonboten of in houten huizen op een vlot. Deze waterdorpen zijn net zo welvoorzien en bedrijvig als hun tegenhangers op het land, met winkels van Sinkel en drijvende kappers. Ook deze huizen op het water hebben veranda's, opgesierd met bloempotten en varkenshokken op het achterschip. Meer afgelegen liggen kleinere, rustiger nederzettingen. Hier wonen vissersgezinnen boven hun visreservoirs, gebouwd van gespleten bamboe.

Waterkringloop
De bijzondere rol die het Tonle Sapmeer al sinds mensenheugenis vervult, komt voort uit een eigenaardige waterkringloop. De Mekongrivier, die via de Tonle Saprivier in verbinding staat met het meer, zwelt in het regenseizoen enorm op en kan zijn overtollige water niet snel genoeg in zee kwijt. Een groot deel stroomt dan in het Tonle Sapmeer. Het meer wordt twee keer zo groot als in het droge seizoen, de diepte neemt toe van ongeveer 90 centimeter tot acht à twaalf meter. Het ondergelopen bosgebied is rijk aan voedsel en biedt daarmee een uitstekende paaiomgeving voor de overvloedig aanwezige vis. Na de regentijd stroomt het water via dezelfde weg, in omgekeerde richting terug door de Tonle Saprivier die bij Phnom Penh uitmondt in de Mekong. Het weggestroomde water laat grote oppervlakten vruchtbaar oeverland achter, waar de rijstplantjes prima gedijen.

Mythische slangen
Rijstbouw en visserij, de belangrijkste vormen van levensonderhoud, gedijen niet zonder water en die onmisbare rol van het water werd al vroeg erkend. Opvallende motieven in Angkor Wat zijn de zandstenen naga's, zevenkoppige waterserpenten die de heiligdommen bewaken. Volgens de mythe was zo'n slang in staat zoveel water te drinken dat een flink landbouwterrein beschikbaar kwam. Daarmee waren de naga's medeverantwoordelijk voor de welvaart van de Khmers, want de watercyclus stelde de oude Khmerbeschaving in staat jaarlijks twee tot drie rijstoogsten binnen te halen en deze rijke opbrengsten droegen bij aan de machtige positie van Angkor.
Een bijzonder gewas in deze omgeving is de drijvende rijst. Deze soort drijft niet echt, maar heeft, om zijn korrels boven water te houden, lange stengels die kunnen groeien met de snelheid van het stijgende waterpeil. In dit diepste rijstveld ter wereld zijn stengels tot zes meter niet ongebruikelijk.

Wandelende vis
Meer nog dan de rijstboeren zijn het de vissers die profiteren van de ongebruikelijke waterhuishouding. Het wassende water overspoelt de bodem met een grote hoeveelheid organisch materiaal, dat het meer doet lijken op een voedselrijk soort groentesoep, waar de vissen graag kuit komen schieten. Dat maakt Tonle Sap, met zo'n 300 verschillende vissoorten, het meest productieve landinwaartse visgebied ter wereld. Wanneer het meer zich weer terugtrekt moeten grote aantallen vissen het plotseling doen met een sterk gekrompen leefgebied. Sommige lopen vast in de doorweekte bodem en doen verwoede pogingen om uit hun val te ontsnappen.
Een soort die hier bekend staat als 'wandelende meerval' kruipt zelfs met behulp van zijn vinnen over de bodem op zoek naar dieper water. Het kost in deze periode dus niet al te veel moeite een maaltje vis verschalken, veel vissen laten zich met de hand vangen terwijl ze verstrikt raken in kreupelhout of rijstvelden. Maar er worden ook snel vollopende kuilen gegraven om de zoekende vissen te lokken.

Doolhof
Ook typisch voor Tonle Sap is het beeld van kilometerslange bamboeschuttingen die boven het water uitsteken en dienen als visfuik. Het meer is verdeeld in pachteenheden van verschillende vierkante kilometers, waarop twintig tot dertig vissers werken. Ieder 'visveld' heeft een soort doolhof van bamboeschermen met doodlopende gangetjes om de zwemrichting van de vis in de war te sturen.

De vis wordt naar verzamelbassins geleid, waar de vangst om de paar dagen wordt gesorteerd en overgeladen op boten met waterreservoirs voor levend vervoer naar de lokale markten en naar Phnom Penh.
Het hoogseizoen van de visvangst valt in februari tot en met mei. In die vier maanden kon zo'n fuik in het verleden wel honderd ton vis opleveren. En hoewel in naoorlogs Cambodja betrouwbare vangstgegevens ontbreken, is nu wel duidelijk dat de overvloed wordt bedreigd door de toenemende houtkap. Ontbossing veroorzaakt meer bezinksel in het meer, daardoor wordt het ondieper en warmer en minder aantrekkelijk voor veel vissoorten die dan ook hun migratiepatronen aanpassen. Maar nog steeds halen de Cambodjanen driekwart van hun dagelijkse eiwit uit vis, ze eten dan ook meer dan 75 kilo vis per jaar.
En nog steeds is Tonle Sap, met zijn uitbundige oeverbegroeiing die zowel gedijt met de voeten in het water als blootgesteld aan de meedogenloze zon, zijn vogelreservaten, eilanden en verborgen vissersdorpjes, een intrigerend deel van Cambodja.

Bekijk alle reizen door Cambodja.

  
Aan de informatie in deze artikelen en verhalen kunnen geen rechten ontleend worden.