UNICEF en Djoser bezoeken vluchtelingenkamp in Jordanië
Tekst | Sietske Arkenau
‘Het was een indrukwekkende, soms zelfs emotionele reis ’, zegt Til Rijnierse over haar bezoek aan Jordanië en het vluchtelingenkamp Za’atari. Op uitnodiging van Djoser, in het kader van het 30-jarig bestaan van de reisorganisatie, reisde zij met een aantal Unicef-vrijwilligers en medewerkers naar het midden-oosten om te ervaren wat Unicef’s werk voor vluchtelingen betekent. Werk dat partner Djoser mede mogelijk maakt. ‘Ik heb diep respect en bewondering voor de hulpverleners in het kamp. Onze ervaringen delen wij nu via presentaties en lezingen.’
Vluchtelingenkamp Za’atari ligt midden in de woestijn in het noorden van Jordanië, vlakbij de Syrische grens. Een kamp kun je het eigenlijk niet meer noemen; in vier jaar tijd is Za’atari uitgegroeid tot een omheinde stad met 80.000 inwoners, waarvan meer dan de helft kinderen. Sinds het uitbreken van de oorlog zijn officieel 600.000 Syriërs naar buurland Jordanië vertrokken. De officieuze schatting is al meer dan een miljoen. Zij wonen in kampen, maar ook in steden en dorpen. Al 4,6 miljoen Syriërs zijn hun land ontvlucht op zoek naar een veilige plek in de regio of in Europa.
Prikkeldraad
Til Rijnierse, meer dan 25 jaar UNICEF-vrijwilliger, bezocht al eerder plekken waar je als toerist zelden komt. ‘Ik ben niet snel uit evenwicht, maar het bezoek aan Za’atari heeft me erg aangegrepen. Je gunt mensen, die een vreselijke situatie zijn ontvlucht, een warm onthaal in een nieuw land.
Maar wie bij Za’atari aankomt, ziet eerst Jordaanse soldaten en tanks. Vervolgens ga je – ook wij en onze auto – door vier politiecontroles voordat je het met prikkeldraad en hekken omheinde kamp in kan. Met een speciaal pasje mogen de bewoners Za’atari in en uit gaan.’ Het vluchtelingenkamp is anders dan verwacht. Rijnierse: ‘Er zijn scholen, waterinstallaties, kindvriendelijke plekken, klinieken, moskeeën, Makani’s en wat winkeltjes. Mensen leven er in containerwoningen. Mensen die voorheen hadden, zitten nu werkloos met hun gezin in een kleine ruimte met alleen de nodige basisvoorzieningen. Van de Jordaanse overheid mogen ze niet werken en voor volwassenen is er weinig te doen. Ik begrijp dat ze daar uiteindelijk weg willen; afwachten tot de oorlog over is, lijkt mij ook uitzichtloos.’
Vrolijkheid
UNICEF-medewerker Marise Kessels was ook mee en is nog steeds onder de indruk van het bezoek: ‘Door de containerwoningen besefte ik mij des te meer dat deze situatie niet tijdelijk is. Dat vind ik zo schrijnend. Deze mensen zijn een oorlog ontvlucht en leven nu midden in de woestijn. In de zomer is het veertig graden, in de winter sneeuwt het. Je ziet weinig leven op straat: alleen als de school uitgaat zie je wat vrolijkheid.’
‘Maar er zijn ook positieve dingen’, zegt Kessels. ‘Za’atari is een georganiseerde gemeenschap geworden. Het kamp is in twaalf wijken opgedeeld, daartussen lopen nu geasfalteerde wegen en de meeste wijken hebben eigen voorzieningen. UNICEF heeft ervoor gezorgd dat er drie waterputten zijn geslagen, op vierhonderd meter diepte. Dagelijks rijden er vrachtwagens met water naar de tweeduizend waterpunten in Za’atari. Het water is wel op rantsoen, want in de woestijn is weinig beschikbaar. Bovendien wordt er niets verspild; gebruikt water wordt opgehaald, in het waterreinigingssysteem van het kamp gefilterd en vervolgens benut door lokale boeren.’‘Een kind vroeg of ik wist waar zijn beertje was’
Elektriciteit is eveneens beperkt. Met zoveel inwoners is er genoeg voor drie uur per dag. Daarnaast zijn er meer kinderen dan de tien scholen aankunnen. UNICEF en haar partners gaan extra scholen bouwen, tot die tijd krijgen alle kinderen in shifts les: ’s morgens de jongens en ’s middags de meisjes. De Jordaanse leerkrachten - betaald door de eigen overheid - krijgen hulp in de klas van Syrische moeders, UNICEF geeft hen een vergoeding. Til Rijnierse: ‘Tijdens een schoolbezoek vroeg een kind of ik wist waar zijn beertje was. Dat raakte me zó. Voor getraumatiseerde kinderen is er psychosociale zorg. Dit is hard nodig want veel kinderen zijn extra kwetsbaar door de vreselijke dingen die zij hebben meegemaakt. UNICEF zorgt ervoor dat alle kinderen zich kunnen ontspannen via sport en spel in veilige, kindvriendelijke ruimtes.’
Mijn plek
Trudy van der Velde was een van de andere UNICEF-vrijwilligers die mee was. ‘In Za’atari maar ook in de hoofdstad Amman zijn we bij Makani’s geweest. Een Makani, wat mijn plek betekent, is een door UNICEF gesteunde plek waar Syrische en Jordaanse kinderen en moeders terechtkunnen voor activiteiten. Zoals informele lessen in Arabisch, Engels en wiskunde, muziekles, spelletjes en psychosociale zorg. Zo kunnen kinderen leerachterstanden inhalen.
UNICEF en haar lokale partners bieden ook voorlichting over bijvoorbeeld de gevaren van kinderarbeid en de gevolgen van kindhuwelijken.’ Om zoveel mogelijk kinderen te helpen, wil UNICEF dit jaar nog 75 Makani’s realiseren. Alle deelnemers kijken terug op een indrukwekkende reis, in Tils woorden: ‘Ik heb diep respect en bewondering voor al die gemotiveerde en positieve hulpverleners. In deze vaak sombere omgeving weten zij wat vrolijkheid te brengen. Bovendien geven zij niet op en blijven zij vluchtelingen helpen.’
Boek een boeiende UNICEF-lezing
Wil je een evenement of bijeenkomst een bijzondere draai geven? Nodig dan een van de betrokken UNICEF-vrijwilligers uit voor een speciale lezing/presentatie over UNICEF’s werk voor kinderen wereldwijd. Bijvoorbeeld over (nood)hulp aan Syrische kinderen. Je kunt ook kiezen voor een themalezing over Onderwijs, Water of Kinderrechten.
Kijk voor meer informatie op: www.unicef.nl/wat-kun-jij-doen/lezing.
Djoser trakteert UNICEF
In 2015 vierde Djoser haar 30-jarig jubileum. Dat - en de relatie met UNICEF van ruim 20 jaar - was de aanleiding om een aantal UNICEF-vrijwilligers en medewerkers een veldreis naar Jordanië aan te bieden. Dankzij Djoser kunnen de vrijwilligers nu in heel Nederland over UNICEF’s werk voor vluchtelingen vertellen.